Grenzen en familie
Ik had vroeger vaak ruzie op familiefeestjes. Weekenden in een huisje, reünies, kerstdiners: ik vond het vreselijk. Ik was onrustig en het kostte me moeite om me te vermaken.
Ik reageerde dan gevoelig, vond het moeilijk om gesprekken te voeren – terwijl me dat normaal gemakkelijk afgaat – en ging me enorm ergeren.
Dat werd uiteindelijk zo’n chaos binnenin mij dat ik me aan het gebeuren probeerde te onttrekken. Ik sloot me innerlijk af of ik ging weg. Dan ging ik alleen naar buiten of ik dook in een boek en deed niet meer mee met de ‘gezelligheid’.
Als ik bleef, maakte ik me kwaad en liep het in het ergste geval uit op ruzie.
Ik werd er in alle gevallen doodongelukkig van.
Niet dat ik nou zo’n vervelende familie heb. Integendeel! Mijn ouders zijn hartstikke lief en ik ben dankbaar dat ze beiden nog leven en dat ik een goed contact met ze heb.
En ik ben zelf ook hartstikke lief. Daar lag het dan ook niet aan.
Ik liep leeg omdat ik niet goed begrensd was. Ik had geen stevig afgebakend energieveld en daar lekte ik zelf helemaal uit weg. Net zolang tot ik mezelf niet meer kon waarnemen en er een soort sociaal paniekvoetbal ontstond.
Ik was me daar al die jaren helemaal niet van bewust.
Pas toen ik leerde om aan te komen in mezelf ontdekte ik dat dat er al die tijd aan had geschort. Aankomen in mijn lijf, goed waarnemen wat daar is en er stevig landen. Zodat ik mezelf als anker kan gebruiken.
Ik was tijdens die familiemomenten helemaal niet in mijn lijf. Ik was met mijn aandacht elders in de ruimte. Ik trok me aan wat anderen ergens van vonden, tastte af hoe het met iedereen ging, was namens iedereen bezig met welke opmerkingen pijnlijk waren en hoe de harmonie in het gezelschap ontbrak.
Niet dicht bij jezelf zijn is een uitputtingsslag.
En dat niet alleen: Het is ook een gevecht dat je niet kunt winnen. Je kunt niet voor anderen zorgen in gezelschap, want dat moet ieder voor zich doen (je kinderen daargelaten). Je kunt elkaar natuurlijk steunen als dat nodig is, maar iedereen is verantwoordelijk voor zichzelf. Ook in verbinding met elkaar.
Wat je wél kunt doen, is zorgen dat je goed begrensd bent.
Dat je voelt: hier ben ik. Dit is mijn lichaam. Mijn adem stroomt erin en eruit. Mijn energieveld zit als een vertrouwde jas om mij heen.
- Ik kan deelnemen én aanwezig blijven in mezelf
- Ik kan geven en tegelijkertijd voor mezelf zorgen
- Ik kan ontvangen waar ik behoefte aan heb en buitenhouden wat niet voedend of veilig is
Ik zorg nu dus voor een gezonde balans in geven en nemen.
Zodat ik niet meer over mijn eigen grenzen heen ga.
Dat levert als bonus ook nog eens een betere kwaliteit uitwisseling op. Echt verbinden met de ander kun je immers alleen vanuit aanwezig zijn. De gesprekken zijn dan waarachtiger, het veld om je heen rustiger.
Dat lukt natuurlijk niet continu.
(Er is in familiesituaties altijd genoeg materiaal voorhanden voor een fikse trigger, dat herken je vast.) Maar omdat ik me er tegenwoordig van bewust ben hoe het werkt, kan ik mezelf er steeds weer even bij roepen als ik het mis voel gaan.
Als ik in mijn hoofd beland bijvoorbeeld, waardoor ik onrustig of warrig word. Of als gesprekken meer moeite kosten omdat mijn borst en mijn keel gespannen raken. Als ik me niet vermaak omdat ik geen verbinding meer heb met de warmte en het plezier in mijn buik.
En als ik dat voel, dan roep ik mezelf weer even.
Dan keer ik mijn aandacht naar binnen, haal bewust en adem en land ik waar ik zit. Dan voel weer dat ik híer ben, in mijn lieve lijf, en de ander dáár.
En dat ik kies voor uitwisseling, maar dan wel op mijn eigen liefdevolle voorwaarden.
___
Vind je dit moeilijk? Kom oefenen!
Kijk op de pagina Training voor workshops over grenzen. Ook op maat voor bedrijven!
Of lees meer over coaching bij Praktijk Goud Coaching.
0 Reacties